Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ6835

Datum uitspraak2007-01-15
Datum gepubliceerd2007-01-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200607902/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 23 februari 2006 heeft de gemeenteraad van Waalwijk het bestemmingsplan "Waesgeerd West" vastgesteld.


Uitspraak

200607902/2. Datum uitspraak: 15 januari 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [verzoekers], wonend te [woonplaats], en het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 23 februari 2006 heeft de gemeenteraad van Waalwijk het bestemmingsplan "Waesgeerd West" vastgesteld. Bij besluit van 22 augustus 2006, no. 1180687 heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan. Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 31 oktober 2006, bij de Raad van State ingekomen op 31 oktober 2006, beroep ingesteld. Bij deze brief hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 januari 2007, waar verzoekers, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door drs. B.C. Coolen, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is de gemeenteraad van Waalwijk, vertegenwoordigd door mr. J. de Goeij, ambtenaar van de gemeente, daar gehoord. 2.    Overwegingen 2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2.    Het plan voorziet in een dorpsuitbreiding aan de westzijde van de kern Waspik waarbij toepassing wordt gegeven aan het provinciale beleid inzake 'Ruimte voor ruimte'. 2.3.    Verzoekers stellen dat verweerder het plan ten onrechte heeft goedgekeurd. Volgens hen is de gekozen verkeersontsluiting door middel van twee ontsluitingswegen ondeugdelijk. De noordelijke ontsluiting ter hoogte van de Louis Pasteurstraat is zodanig geprojecteerd dat slechts weinig bewoners van de nieuwe woonwijk deze weg zullen gebruiken. Verzoekers vrezen daarom dat al het wijkverkeer de zuidelijke ontsluitingsweg zal kiezen, hetgeen tot een ernstige aantasting van hun woon- en leefklimaat zal leiden. Zij voeren verder aan dat de zuidelijke ontsluiting op de Aletta Jacobsstraat zodanig moet worden geprojecteerd dat ter plaatse van de woning Aletta Jacobsstraat 10 geen hinder door naar binnen schijnende autolampen zal ontstaan. 2.4.    Verweerder heeft geen aanleiding gezien het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en heeft het goedgekeurd. Volgens hem worden verzoekers niet onevenredig benadeeld door de verwezenlijking van de woonwijk. 2.5.    Wat betreft de situering van de zuidelijke ontsluiting op de Aletta Jacobsstraat overweegt de Voorzitter dat deze is aangepast naar aanleiding van een inspraakreactie. Niet aannemelijk is geworden dat de gekozen situering zodanige lichthinder voor de bewoners van het pand Aletta Jacobsstraat 10 zal meebrengen dat die hinder als onevenredig zou moeten worden aangemerkt. Ten aanzien van de in het plan neergelegde verkeersstructuur overweegt de Voorzitter dat het bestaan van alternatieven op zichzelf geen grond kan vormen voor het onthouden van goedkeuring aan het bestemmingsplan. Het karakter van de besluitvorming omtrent de goedkeuring brengt immers mee dat alternatieven daarbij in beginsel eerst aan de orde behoeven te komen indien blijkt van ernstige bezwaren tegen het voorgestane gebruik waarop het plan ziet. De Voorzitter is voorshands van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze situatie zich in dit geval niet voordoet.    De voor de te bouwen woningen toegestane goot- en nokhoogten heeft verweerder naar het oordeel van de Voorzitter in redelijkheid als passend kunnen aanmerken. Daarbij is van belang dat de woningen na verwezenlijking deel uit maken van de bebouwde kom van Waspik.    Gelet op het vorenoverwogene verwacht de Voorzitter niet dat de Afdeling in de bodemprocedure tot het oordeel zal komen dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. 2.6.    Gezien het voorgaande ziet de Voorzitter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek dient te worden afgewezen. 2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.A. Bultema, ambtenaar van Staat. w.g. Kosto            w.g. Bultema Voorzitter       ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2007 400